woensdag 27 juli 2011

INLEIDING



In 1934 werd in de gemeente Nuth een nieuwe manier van archivering ingevoerd. Het “oude” archief , van vóór 1934, bleef vooralsnog ongemoeid en het duurde ruim 30 jaar, tot 1968, voordat het volledig (in totaal 13 strekkende meter boekenplank) werd geïnventariseerd.
De in 1968 gemaakte inventarisatie van dit oude archief werd in 1985 ingedikt tot een voor geschiedkundig onderzoek bestemde “verkorte” editie. 

De verkorte editie van 1985 werd overigens wel uitgebreid met een schets van het plaatselijk bestuur met lijsten van gemeentelijke functionarissen en verder aangevuld met een kort overzicht van de lotgevallen van de archieven van Nuth in de loop der tijden.

Op dit blog wordt enkel aandacht geschonken aan de schets van het plaatselijk bestuur en de lotgevallen van het “oude archief”. De tekst is nagenoeg letterlijk overgenomen uit het document “Inventaris van de archieven van de Gemeente Nuth, (1650), 1800 – 1933” door W. van Mulken, met kleine aanpassingen t.b.v. leesbaarheid en context bepaling.



dinsdag 26 juli 2011

1. VOORWOORD



De inventaris van de archieven der gemeente Nuth uit 1985 is een enigszins verkorte uitgave van de meer gedetailleerde inventaris van 1968, samengesteld door W. van Mulken in opdracht van de gemeente Nuth.
De uitgebreide vorm uit 1968 is veelal bedoeld ten dienste van de gemeentesecretarie, de verkorte versie uit 1985 voor geschiedkundig onderzoek.
In hoeverre beide edities van elkaar verschillen wordt uiteengezet onder 4. Geschiedenis en ontwikkeling van het gemeente acrchief.          
De beschreven archieven berusten ter Gemeentesecretarie in Nuth.
De volledige inventaris van de archieven der gemeente Nuth bevindt zich op de gemeentesecretarie van Nuth, op de Provinciale Griffie van Limburg ten kantore van de Dienst Inspectie der Archieven in Limburg te Maastricht, op welke plaatsen hij door belangstellenden kan worden geraadpleegd.

maandag 25 juli 2011

2. SCHETS VAN HET PLAATSELIJK BESTUUR

In de volgende paragrafen wordt een schets gegeven van de inrichting van het bestuur der gemeente Nuth en Vaesrade. Het accent ligt daarbij op de periode ná 1794.

Voor wie geïnteresseerd is in een uitvoeriger beschrijving van de periode vóór 1794 wordt verwezen naar:
Jos Habets "de voormalige heerlijkheid Nuth"
Hub Ritzen "schetsen uit Nuth's verleden"
Paul Pötgens "Bijdrage tot de geschiedenis van Nuth en Vaesrade"

zondag 24 juli 2011

2.1. periode tot 1794


Voordat Nuth in 1626 door de koning van Spanje als afzonderlijke heerlijkheid werd verpand behoorde het tot de schepenbank van Klimmen.

De eerste verpanding, d.d. 11 augustus 1626, aan Hendrik van den Bergh, genaamd Trips, ging uiteindelijk niet door; op 20 augustus d.a.v. werd Nuth nogmaals verpand als heerlijkheid, nu aan Steven van Eynatten. Zijn zoon Ulrich kwam in 1642 door aankoop in het bezit van de heerlijke rechten. Deze bleven eigendom van de familie van Eynatten tot het einde van de 18e eeuw.
Vaesrade was van oudsher een bezitting van het kapittel van St. Servaas te Maastricht. Voornoemd kapittel was reeds in 1139 in het bezit van Vaesrade blijkens een pauselijke breve uit dat jaar. Schout, schepenen en bode werden door het kapittel benoemd.

zaterdag 23 juli 2011

2.2. periode 1794-1814



Na de komst der Fransen in 1794 werd, tegelijk met de invoering van de departementale bestuursvorm, ter vervanging van de plaatselijke besturen een organisatie van kantons ingevoerd, voortvloeiend uit de grondwet der Franse republiek van 5 fructidor an III (22 augustus 1795). Bij deze nieuwe bestuursorganisatie werd aan alle plaatsen beneden de 5000 inwoners het zelfstandig bestuur ontnomen; deze plaatsen konden geen eigen municipaliteit meer vormen, men plaatste hen kantonsgewijze onder een gemeenschappelijk bestuur, te weten de z.g. municipale administratie van het kanton.
De plaatsen behielden in zoverre nog een restant van hun oorspronkelijke zelfstandigheid, dat ze ieder een agent municipal en adjoint konden kiezen. De gezamenlijke agenten en adjoints vormden de municipale administratie, aan het hoofd waarvan een president stond, die voorzitter was. De municipale administratie van een kanton bestond aldus uit de gezamenlijke agenten en adjoints van de vroegere zelfstandige gemeenten, die nu deel uitmaakten van het kanton, met aan het hoofd een president.
Naast of boven de municipale administratie stond in ieder kanton een vertegenwoordiger van het departementaal bestuur, de z.g. "Commissaire du directoire exécutif", die zijn instructies ontving door tussenkomst van de commissaris bij het departementaal bestuur. De commissaris van het directoir executief bij het kanton moest toezicht uitoefenen op de plaatselijke gezagsdragers en er voor waken dat de wetten stipt werden uitgevoerd, terwijl hij de municipale administratie bovendien bijstond als raadsman. Bij de beraadslagingen beschikte hij weliswaar niet over het recht om mee te stemmen, maar anderzijds mocht de lokale administratie geen beslissingen treffen zonder zijn medeweten. Wanneer deze hem onwettig voorkwamen beschikte hij over de bevoegdheid ze te annuleren. Hij stond voortdurend in contact met de centrale administratie van het departement om verslag uit te brengen over de toestand en de politieke activiteiten in het kanton, alsmede over het gedrag van de kantonnale bestuurders. Hij werd benoemd door de commissaris van het directoir exécutif bij het departement.

Nuth en Vaesrade werden ingedeeld bij het kanton Oirsbeek, dat verder de plaatsen Amstenrade, Bingelrade, Brunssum, Geleen, Hoensbroek, Jabeek, Merkelbeek, Oirsbeek, Schinnen, Schinveld, Spaubeek en Wijnandsrade omvatte.
In Nuth, dat 201 huizen en 1020 inwoners telde in 1796, komen we als agent municipal J.H. Ackermans tegen en als adjoints achtereenvolgens L. Clootz en B. Drummen.
Te Vaesrade zijn J.M. Ritzen, J.P. Diederen en J. Mannens achtereenvolgens agent municipal terwijl de laatste vóór zijn benoeming tot agent municipal de post van adjoint bekleedde.

In 1800, bij de wet van 28 pluviose an VIII (17 februari 1800), werden de "municipalités de canton" opgeheven, waardoor de plaatsen beneden de 5000 inwoners weer in het bezit van een eigen bestuur werden gesteld. In de meeste plaatsen waar voorheen een agent municipal en adjoint was kwam nu een maire met een of meer adjoints (naar gelang het aantal inwoners van beneden de 2500 tot boven de 2500, boven de 5000 en boven de 10.000 varieerde) met daarnaast een conceil municipal van 10 tot 30 leden.

Het einde van de Franse tijd in 1814 heeft geen onmiddellijke invloed gehad op het plaatselijk bestuur, alleen heette de maire voortaan burgemeester. Ook bij de overgang tot het koninkrijk der Nederlanden bleef de inrichting van het plaatselijk bestuur hetzelfde tot aan de nieuwe bestuursorganisatie in 1818. 

vrijdag 22 juli 2011

2.3. periode 1814-1830


Eerste maire van Nuth werd J.G. Goossens, van Vaesrade J. Mannens.

Nuth telde in 1816 1127 inwoners, als volgt over de gemeente verdeeld: Nuth 356, Hellebroek 236, Hunnecum 197, Terstraten 159 en Grijzegrubben 179; Vaesrade telde er dat jaar 122.
Bij Koninklijk Besluit van 14 februari 1818, nr. 95, werd een reglement van bestuur voor het platteland vastgesteld.
Elke plattelandsgemeente in Limburg kreeg ingevolge dit reglement een schout, benoemd door de koning, aan het hoofd, terwijl het plaatselijk bestuur verder bestond uit twee schepenen, benoemd door gedeputeerde staten uit de leden van de gemeenteraad, op voordracht van de raad, uit een dubbeltal, en een gemeenteraad, benoemd door gedeputeerde staten, voor de eerste maal onmiddellijk, en vervolgens op voordracht van de raad, uit een opgave van een dubbeltal kandidaten. De leden der plaatselijke besturen werden benoemd voor zes jaren en waren steeds herkiesbaar. De raadsleden werden bij derde gedeelten vernieuwd: om de twee jaar trad een derde gedeelte van de raad en 1 schepen af, terwijl de schout met het laatste derde gedeelte aftrad.

Het aantal raadsleden was niet in elke gemeente hetzelfde; het bedroeg, de schout inbegrepen, 12 in gemeenten met meer dan 1.000 inwoners, 9 in die met 500-1.000 en 6 in die met minder dan 500 inwoners.
Schout en schepenen benoemden alle andere gemeentefunctionarissen met uitzondering van de gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger, die door gedeputeerde staten werden benoemd uit een dubbeltal kandidaten, voorgedragen door de raad.

Op 15 september 1819 bevestigde de Hoge Raad van Adel de gemeente Nuth in het bezit van het navolgende wapen: zijnde St. Bavo, in zijn gewone wapenrusting.
Bij Koninklijk Besluit van 26 juli 1821 werd de gemeente Vaesrade opgeheven en bij de gemeente Nuth gevoegd. Vaesrade telde op 31 december van het daaraan voorafgaande jaar 122 inwoners, Nuth 1055.

Bij het reglement op het bestuur ten platten lande in de provincie Limburg, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 23 juli 1825, nr. 132,17 werden de namen schout en schepenen veranderd in burgemeester en assessoren, benamingen, die in de noordelijke provincies reeds sedert de eerste reglementen voor het bestuur der plattelandsgemeenten in de verschillende provincies (1815-1819) in gebruik waren. Het plaatselijk bestuur bleef bestaan uit een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad. De burgemeester werd door de koning benoemd, de assessoren vanwege de koning door de staatsraad gouverneur der provincie, uit de leden van de gemeenteraad en de gemeenteraad door gedeputeerde staten, na het plaatselijk bestuur te hebben gehoord.
De termijn van benoeming voor al deze functionarissen bleef zes jaar, herbenoeming was steeds mogelijk. Om de twee jaar trad een derde of ongeveer een derde gedeelte der gemeenteraad af; de assessoren maakten deel uit van het eerste of tweede aftredende derde gedeelte, de burgemeester behoorde tot het laatste.
De gemeenteraad, inclusief burgemeester en assessoren, bestond uit 7 of 9 personen, naar gelang de provinciale staten bepaalden. De gemeentesecretaris werd door de koning op voordracht van de gemeenteraad benoemd, de gemeente-ontvanger door gedeputeerde staten, eveneens op voordracht van de gemeenteraad.
Provinciale staten bepaalden het aantal raadsleden, inclusief burgemeester en assessoren, voor Nuth op 7. De gemeente telde 1178 inwoners in 1825.

donderdag 21 juli 2011

2.4. periode 1830-1839



Bij de Belgische opstand in 1830 stond bijna geheel Limburg aan de zijde van onze Zuiderburen. Ook Nuth heeft negen jaar lang, 1830-1839, deel uitgemaakt van het nieuwe Belgische Koninkrijk. Als gevolg van de afscheiding ontstond er een nieuwe bestuursregeling voor de plattelandsgemeenten. Ingevolge het besluit van het gouvernement provisoire van 8 october 1830 moesten de notabelen (zij die een bepaalde som in de belasting betaalden en zij die een vrij beroep uitoefenden) een burgemeester, assessoren en raadsleden
kiezen. Over de termijn van benoeming werd in dit besluit niet gesproken.
Het besluit van het gouvernement provisoire van 28 october 1830 bepaalde, dat de gemeentesecretaris zou worden benoemd door de gemeenteraadsleden en de gemeente-ontvanger door de gouverneur der provincie uit een voordracht van 3 kandidaten door de gemeenteraad.
Met de Belgische gemeentewet van 30 maart 1836 traden nieuwe bepalingen in werking en vervielen ipso facto de zo juist genoemde gouvernementsbesluiten. In deze wet werd de gemeenteraad, en niet meer de burgemeester, op de voorgrond geplaatst. De raadsleden werden door de kiesgerechtigde inwoners (censuskiesrecht) gekozen, en wel rechtstreeks; de burgemeester en schepenen werden door de koning uit de leden van de raad benoemd. De zittingstermijn der raadsleden, evenals die van burgemeester en schepenen, was zes jaar, maar in wijze van aftreding kwam enige verandering; deze zou om de drie jaar plaats hebben, de helft der raadsleden trad dan telkens af; de schepenen zouden voor de helft bij de eerste
reeks behoren, voor de helft bij de tweede en de burgemeester bij de tweede.
Het aantal raadsleden, inclusief burgemeester en schepenen, bedroeg 7 in gemeenten beneden 1.000 inwoners, 9 in die van 1.000-3.000 inwoners, 11 in die van 3.000-10.000 etc. en tenslotte 31 in die van 70.000 en meer inwoners.
De gemeentesecretaris werd volgens de gemeentewet van 30 maart 1836 door de  gemeenteraad benoemd, welke benoeming moest worden goedgekeurd door de députation permanente du conceil provincial. De eerste benoeming van de secretaris geschiedde bij Koninklijk Besluit. De gemeente-ontvanger werd eveneens door de gemeenteraad benoemd onder goedkeuring van de députation permanente du conceil provincial.

Nuth telde 1285 inwoners in 1836, zodat het een gemeenteraad kreeg die uit 9 leden bestond. 

woensdag 20 juli 2011

2.5. periode 1839-1933



Na de ingevolge het Londens tractaat van 19 april 1839 wederinbezitneming van Limburg door de Nederlandse koning Willem I, d.d. 22 juni 1839, en de opname van Limburg als hertogdom in de Duitse bond, d.d. 5 september 1839, werd de Nederlandse grondwet bij Koninklijk Besluit van 24 september 1840 voor Limburg van kracht verklaard.

Voordien echter waren er al voorlopige bestuursmaatregelen getroffen o.a. dat alle bestaande en werkzame ambtenaren, zonder onderscheid of uitzondering, in de weder in het bezit genomen landstreken van Limburg, aanvankelijk en tot zolang daaromtrent nader zou zijn beschikt, hun bedieningen bleven uitoefenen. Ook na de van kracht verklaring van de grondwet kwamen er nog verschillende wetten omtrent het plaatselijk bestuur in de provincie tot stand.
We vatten deze besluiten en wetten voor wat betreft de benoeming van burgemeester, schepenen, raadsleden, secretaris en ontvanger gemakshalve als volgt kort samen:
-         De burgemeester bleef benoemd worden door de koning.
-         De schepenen werden benoemd door de commissarissen, belast met het voorlopig bestuur, later door de Staatsraad Gouverneur van het hertogdom.
-         De raadsleden werden benoemd door de commissarissen, belast met het voorlopig bestuur, en vanaf 28 september 1841 door de gedeputeerde staten.
-         De secretaris werd benoemd door de koning.
-         De ontvanger werd benoemd door de commissarissen, belast met het Voorlopig bestuur, en later door de Staatsraad Gouverneur van het hertogdom.

De gemeente Nuth telde 1201 inwoners in 1840, en 245 huizen, waarvan er 59 in Nuth, 39 in Hellebroek, 42 in Hunnecum, 33 in Terstraten, 44 in Grijzegrubben en 28 in Vaesrade lagen.
De grondwet van 1848 en de daardoor geëiste gemeentewet van 29 juni 1851, Stb.85, stellen de raad aan het hoofd van de gemeente. Het bestuur van elke gemeente bestaat uit een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. De leden van de raad worden gekozen door de inwoners der gemeente volgens censuskiesrecht. De raadsleden hebben zitting gedurende 6 jaar; een derde van hen treedt om de twee jaar af en zijn weer herkiesbaar. De wethouders worden door de raad uit zijn midden benoemd; ze worden gekozen voor 6 jaar, de helft treedt om de drie jaar af en zijn weer
herkiesbaar. De burgemeester wordt door de koning benoemd voor de tijd van 6 jaar; hij kan na verloop van die tijd herbenoemd worden.
Het aantal raadsleden bedraagt, onverschillig of de burgemeester al dan niet lid van de raad is, 7 in gemeenten beneden de 3.000, 11 in gemeenten van 3.000-6.000, 13 in gemeenten van 6.001-10.000 inwoners etc. en tenslotte 45 in gemeenten boven de 200.000 inwoners.
De gemeentesecretaris wordt door de raad, op voordracht van burgemeester en wethouders benoemd, geschorst of ontslagen. De burgemeester, tot secretaris benoemd, wordt als zodanig niet dan met goedkeuring van de Kroon geschorst of ontslagen. De gemeente-ontvanger wordt eveneens door de raad, op voordracht van burgemeester en wethouders, benoemd, geschorst of ontslagen.

De grondwet van 1848 en de gemeentewet van 1851 zijn, met inbegrip van hun vele wijzigingen, nog steeds de grondslag voor de huidige samenstelling van het plaatselijk bestuur. De voornaamste wijzigingen in verband met het hierboven behandelde zijn: het algemeen kiesrecht, de zittingsperiode van 4 jaar voor zowel de gemeenteraad als de wethouders en de afschaffing van de periodieke aftreding.

De gemeente Nuth telde op de volgende data de volgende aantallen inwoners:
31 december 1851: 1313.
31 december 1859: 1351.
31 december 1869: 1249.
31 december 1877: 1243.
31 december 1889: 1212.
31 december 1899: 1280.
31 december 1909: 1392.
31 december 1919: 2465.
31 december 1929: 4373.
31 december 1933: 4191

De 2000e inwoner werd begroet in 1916, de 3000e in 1921 en de 4000e in 1927.

dinsdag 19 juli 2011

3. GEMEENTELIJKE FUNCTIONARISSEN



Na de schets van het gemeentelijk bestuur volgen nu  lijsten van burgemeesters, wethouders, raadsleden, gemeentesecretarissen en gemeente-ontvangers van Nuth uit de periode 1800-1941 en Vaesrade uit de periode 1800-1821, voor zover althans bekend.

Bij Nuth is 1941 als eindjaar genomen voor de wethouders en raadsleden omdat, na de bezetting van Nederland door de Duitsers in mei 1940, de werkzaamheden van het college van burgemeester en wethouders en die van de gemeenteraad met ingang van 1 september 1941 moesten blijven rusten; hun bevoegdheid ging ingevolge verordening no. 152/1941 van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied over op de burgemeester. Bij sommige raadsleden uit het 1e kwart van de 19e eeuw treft men het begin en/of eindjaar van hun zittingsperiode tussen haakjes aan; dit wil zeggen dat het begin en/of eindjaar niet bekend is en dat zij in het tussen haakjes geplaatste jaar voor het eerst en/of laatst voorkomen als raadslid in de nog bewaard gebleven archiefbescheiden.

maandag 18 juli 2011

3.1. Burgemeesters van Nuth


J.G. Goossens              1800-1813
P.A.J. Lekens               1813-1818
J.W. Ackermans           1819-1822
L. Clootz                      1822-1830
J.W. Kerckhoffs            1830-1836
L. Clootz                      1836-1841
J.N. Beckers                 1842-1889
J.N. Bemelmans           1889-1895
J.H.L. Beckers              1895-1917
P.L.H. Cremers             1917-1926
H.J. Starmans               1927-1959

zondag 17 juli 2011

3.2. Burgemeesters van Vaesrade


J. Mannens                   1800-1813
P.L. Ritzen                   1814-1821

zaterdag 16 juli 2011

3.3. Wethouders van Nuth



Fr. Frijns                          ....-1807
J.W Slangen                 1808-1811
J.W. Ackermans           1811-1819
L. Clootz                      1820-1822
J.W. a Campo               1820-1830
J.P. Hautvast                1822-1830
J.L. Ackermans             1831-1834
L.P. Frijns                    1831-1836
J.M. Slangen                1834-1836
C. Gulkers                    1836-1843
J.W. a Campo               1836-1851
P.L. Willems                 1843-1866
P.L. America                 1851-1860
J.F. Cobben                  1860-1875
M.J. Spijkers                1866-1871
J.J. Bemelmans            1871-1883
H. Cuijpers                   1875-1883
J. Meex                        1883-1891
L. Lortije                       1883-1892
H. Beckers                   1891-1895
J. Meex                        1892-1897
J.H. L'Ortije                   1896-1919
P. Bemelmans              1897-1912
P. Bruis                        1912-1917
P.L. Frijns                    1917-1927
J.H.L. Beckers              1919-1926
J.M. Cobben                 1926-1931
P.L.H. Cremers             1927-1931
P.J. Cobben                  1931-1935
L. Pansters                   1931-1939
J.M. Cobben                 1935-1939
P.L.H. Cremers             1939-1941
N. Vonken                    1939-1941
J.H. Erens                    1941

vrijdag 15 juli 2011

3.4. Raadsleden van Nuth


N.Fr. Strens                  1800-
J. Gorissen                   1800-
J.M. Slangen                1800-
M. Meutjens                 1800-
W. Frijns                      1800-
J.W. Frissen                 1800-(1810)
P.M. Hautvast               1800-1819
R. Frissen                    1800-1822
L. Nuchelmans              1800-1822
J. Rameckers               (1807)-(1811)
J. Bemelmans               (1807)-1830
P. Vernaus                   (1807)-1830
J.N. de Limpens            (1808)
J.W. a Campo               (1811)-(1815)
J. Vrencken                  (1811)-(1816)
L. Clootz                      (1811)-1822
L. Eijmael                     1820-1825
G.J. Dewez                   1820-1825
A. Bemelmans              1820-1825
J.P. Hautvast                1820-1830
J.W. a Campo               1820-1830
J. Spijkers                    1820-1830
L. Ritzen                      1822-1825
L. Ackermans               1822-1825
J.W. Ackermans           1822-1825
F. Kerckhoffs                1825-1828
Fr. Leuwen                   1825-1830
J.P. Drummen               1825-1830
J.W. Slangen                1830-1843
J.H. Hermans                1831
J.L. Ackermans             1831-1834
J.L. Eijmael                  1831-1836
J.W. Bruls                    1831-1836
P.L. Frijns                    1831-1836
J.W. Kerckhoffs            1831-1841
J.M. Slangen                1831-1844
A. Bemelmans              1831-1844
J.W. Ackermans           1832-1836
C. Houben                    1834-1836
L. Clootz                      1836-1841
C. Gulkers                    1836-1843
P. Vernaus                   1836-1843
G.J. Dewez                   1836-1843
J.W. a Campo               1836-1851
P.W. Peussens            1842-1847
P.L. Willems                 1842-1866
F. Frissen                     1843-1844
P.L. America                1843-1862
J.N. Beckers                 1843-1890
G. Schiffelers                1844-1848
L. Eijmael                     1844-1848
B. Bemelmans              1844-1851
J. Houben                     1844-1851
J.H. Ramekers              1847-1851
J.P. Bemelmans           1848-1857
J.N. Vernaus                 1849-1851
J.M. Slangen                1851-1855
F.L. Kerckhoffs             1851-1857
M.J. Spijkers                1851-1871
H.A. Frijns                    1855-1859
J.A. Vrencken               1857-1863
J.F. Cobben                  1857-1875
J. a Campo                   1860-1873
L. Ackermans               1862-1865
P.W. Meex                   1863-1868
H. Cuijpers                   1865-1883
J. Bruis                        1866-1885
J.L. Limpens                 1869-1875
J.J. Bemelmans            1871-1883
J. Meex                        1873-1897
L. Bruis                        1875-1884
L. Lortije                       1875-1892
N. Frijns                       1883-1885
J.H. L'Ortije                   1883-1919
J. Eijmael                     1884-1890
J.L. Hermans                1885-1899
P. Bemelmans              1885-1912
J.H.L. Beckers              1891-1917
P. Bruis                        1891-1917
J.N. Bemelmans           1892-1895
P.J. Bemelmans           1895-1917
J.P. Mevis                    1897-1911
P.Th. Nijsten                 1899-1915
J.H. Mulkens                1911-1914
H. Ritzen                      1912-1919
P.L. Frijns                    1914-1927
J.G. Wouters                1915-1917
B.J. Zaat                      1917-1919
K.L. Mevis                    1917
K.L. Mevis                    1918-1923
J.H.L. Beckers              1918-1927
J.M. Cobben                 1918-1941
J.X.H. Heijnen               1919-1923
P.J. Rooijen                  1919-1927
J.H. Driessen                1919-1934
J.J. Bertrand                 1923-1927
P.J.H. Willems              1923-1939
I.J. Bloem                     1927-1929
L.J.H. Dewez                1927-1929
J.H. Erens                    1927-1931
P.L.H. Cremers             1927-1941
J.J.A. Gardeniers          1929-1935
P.J. Cobben                  1929-1941
P.L.H. Bemelmans        1931-1935
J.H. Lindelauf                1931-1935
J.J. Muitjens                 1931-1935
L. Pansters                   1931-1941
J.H. Erens                    1932-1941
F. Bosmans                  1934-1935
A.W.J. Beckers            1935-1939
W.H. Smeijsters           1935-1939
J.J. Kusters                  1935-1941
N. Vonken                    1935-1941
P.J. Vrencken               1935-1941
S.F. Halmans-Ebbinkhoff 1939-1941
P.J. Genders                1939-1941
J.J. Bertrand                 1939-1941
P. Kersten                    1941
J.J. Muitjens                 1941

donderdag 14 juli 2011

3.5. Raadsleden van Vaesrade


J.M. Ritzen                   1800-
J. Debey                       1800-
M. Habets                    1800-(1806)
J. Schetjens                 1800-(1806)
L. Ackermans               1800-(1806)
P. Diederen                  1800-(1806)
P. Jung                        1800-1820
M. Creuwen                  1800-1820
A.N. Dormans               1800-1821
Fr. Creuwen                  1800-1821
J. Mannens                   1806-(1818)
C. Mannens                  1806-(1818)
B. Diederen                  (1813)
J. Jungh                       (1816)-(1819)
J.P. Debie                    (1816)-(1819)
L. Ackermans               1820-1821
J.P. de Jong                 1820-1821
J.J. Debie                     1820-1821

woensdag 13 juli 2011

3.6. Gemeentesecretarissen van Nuth



P.L. Frijns                    1820-1825
L. Clootz                      1825-1826
J.W. Ackermans           1826-1828
C.J. Delahaye               1829-1831
J.H. Hermans                1831-1849
L. Ackermans               1849-1852
J.N. Beckers                 1852-1856
J.N. Bemelmans           1856-1895
J.H.L. Beckers              1895-1914
P.L.H. Cremers             1914-1927
P.J.S. Schreurs            1927-1967

dinsdag 12 juli 2011

3.7. Gemeente-ontvangers van Nuth



N. Beckers                   1804-1852
L. Ackermans               1852-1873
F.J. Meex                     1873-1890
J.L. Heijnen                  1890-1893
A.W.J. Beckers            1893-1934

maandag 11 juli 2011

3.8. Gemeente-ontvangers van Vaesrade



J. Mannens                   1800-1804
N. Beckers                   1804-1821

zondag 10 juli 2011

4. GESCHIEDENIS EN ONTWIKKELING VAN HET GEMEENTEARCHIEF



Met ingang van 1 januari 1934 werd in Nuth het registratuurstelsel der Vereniging van Nederlandse Gemeenten toegepast bij de ordening van het gemeente-archief. De diep ingrijpende wijziging, die de invoering van dit stelsel in de wijze van ordening pleegt te brengen, was aanleiding om 31 december 1933 als eindpunt te nemen voor de ordening en inventarisatie van het oudere archief van Nuth.

zaterdag 9 juli 2011

4.1. De lotgevallen van de archieven van Nuth en Vaesrade in de loop der tijden.



De instructie voor de gemeentesecretaris, d.d. 29 februari 1820, schreef in artikel 4 voor: "De secretaris, belast zijnde met de bewaring en het toevoerzigt der archiven, zal hij er dadelijk eene inventaris, in drie dubbele expeditie, van opmaken, welke, zoo door den voormaligen bezitter dier archiven, als door hem zal worden getekend. Elk zal er eene expeditie van onder zich houden en de derde zal aan den Schout worden ter hand gesteld."

Of deze inventaris inderdaad vervaardigd is, is niet bekend, hij is in ieder geval niet meer
aangetroffen. De oudst bewaard gebleven inventaris dateert van 26 juni 1830, hij werd opgemaakt door burgemeester L. Clootz en bevat een summiere opsomming van de aanwezige stukken, ingedeeld in een aantal categorieën.
De volgende inventaris is van 13 februari 1837, het is een copie van die van 1830, echter aangevuld met de stukken uit de periode 1830-1836.
De gemeente Vaesrade werd bij Koninklijk Besluit van 26 juli 1821 bij de gemeente Nuth gevoegd, die
zodoende ook eigenaar werd van de archieven van Vaesrade. Uit een brief van de commissaris van het district Maastricht van 12 februari 1829 blijkt echter dat veel archiefstukken van Vaesrade in particuliere handen zijn terecht gekomen. De burgemeester krijgt opdracht te zorgen dat "dezelve in de archieven uwer gemeente worden nedergelegd en zult Uw Ed dezelve dadelijk bij de houders daar van reclameren en zorg dragen dat de overreiking daar van onverwijld plaats grijpen". Hij maakt dit 20 februari 1829 bekend in Vaesrade met als resultaat dat verschillende stukken, zij het beschadigd, worden ingeleverd. Hij deelt dit 2 maart d.a.v. mee aan de districtscommissaris maar weet niet of er nog meer stukken zullen binnenkomen. Dit alles is misschien de oorzaak van het feit dat er nog maar zo weinig over is van het archief van de voormalige gemeente Vaesrade.

De archieven van de gemeente Nuth werden tot 1842 bewaard ten huize van de burgemeester. Toen burgemeester L. Clootz eind 1841 overleed kreeg de gemeente bij brief van de Commissaris van het district Maastricht van 3 februari 1842 opdracht de archiefstukken over te brengen naar het gemeentehuis. Zes jaar later, in 1848, namen de raadsleden L. Eijmael en G. Schiffelers ontslag omdat aan hun eis om het gemeente-archief over te brengen naar de woning van de
gemeentesecretaris niet werd voldaan.
Volgens het gemeenteverslag van 1852 werd het archief "in beslotene kasten opbewaard" en volgens het verslag van 1866 bevond het zich "in eenen tamelijk goeden staat" . Kwamen de archieven in 1842 naar het gemeentehuis, ruim 25 jaar later, in 1869, verdwijnen ze er weer uit; ze worden verplaatst naar "twee bovenkamers ten huize van J. Wintjens, winkelier en herbergier naast de Kerk" . Hier blijven ze berusten tot 1895, in welk jaar ze worden "overgebracht en geordend in het nieuw ingerichte gemeentehuis, alwaar ze thans in goeden staat bewaard worden".

Het archief werd in 1919 methodisch geordend door J.M. van de Venne, doch niet geïnventariseerd. En zo trof de rijksarchivaris in Limburg, door gedeputeerde staten belast met de inspectie der gemeente-archieven, het in 1923 aan bij zijn eerste inspectiebezoek aan Nuth. Hij betreurde het bij die gelegenheid dat de archiefbewaarplaats niet voldoende ruimte bood om al de archieven te bergen. In 1929 werden de archieven ondergebracht in de kamer gelegen tussen de secretarie en de burgemeesterskamer, een kamer die voldoende ruimte bood, doch niet brandvrij was.
Een voorstel van burgemeester en wethouders om een crediet van fl. 1.700,-- beschikbaar te stellen voor de bouw van een brandvrije kluis vond geen genade in de ogen van de gemeenteraad, het werd in de raadsvergadering van 16 november 1933 afgewezen. Dit had tot gevolg dat in het
gemeenteverslag van 1935 o.a. moest worden opgemerkt: "In 1935 heeft een inspectie van het archief
plaatsgehad door den waarnemend rijksarchivaris. Aangedrongen werd op inventarisatie van het oude
archief en inrichting van een brandvrije archiefbewaarplaats, hetgeen absoluut noodzakelijk is."
Bij besluit van gedeputeerde staten van Limburg van 3 mei 1940 werd het plan voor de bouw van een
brandvrije archiefbewaarplaats aan het gemeentehuis goedgekeurd; de ordening en inventarisatie van het oude archief had plaats in 1968.

vrijdag 8 juli 2011

4.2. De ordening en inventarisatie van de archieven der gemeente Nuth van vóór 1 januari 1934.



Er werden bij de ordening twee oorspronkelijke systemen van ordening aangetroffen: de archiefstukken van vóór 1917 waren chronologisch en methodisch geordend, de stukken uit de periode 1917-1933 volgens een rubriekenstelsel met een decimale onderverdeling. Daar handhaving
van deze twee systemen de archieven moeilijk toegankelijk zou maken, door het ontbreken van voldoende en goede ingangen er op, werd besloten de archiefbescheiden opnieuw te ordenen en te inventariseren.
Hierbij werd de "Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven", samengesteld door S. Muller Fz., J.A. Feith en R. Fruin Th. Az. als uitgangspunt genomen. Voor de gebruikte terminologie wordt verwezen naar de "Nederlandse Archiefterminologie", samengesteld door J.L. van der Gouw, H.
Hardenberg, W.J. van Hoboken en G.W.A. Panhuysen. Bij plaatselijke benamingen is de schrijfwijze
aangehouden, die in de archiefstukken voorkomt.
Overeenkomstig het bestemmings- en het herkomstbeginsel werden als afzonderlijke archieven geordend en geïnventariseerd de archieven van: het dorpsbestuur van Nuth, het dorpsbestuur van Vaesrade, het gemeentebestuur, gevormd onder beheer van de gemeentesecretaris, de huurcommissie, de gemeenteontvanger, het burgerlijk armbestuur, de ambtenaar van de burgerlijke stand, het kadaster, de bouwvereniging "Nuth Vooruit" en de voormalige gemeente Vaesrade.
Bij de archieven der dorpsbesturen zij er op gewezen, dat zich slechts enkele stukken, van Vaesrade zelfs maar één register, in Nuth bevinden. De overige nog bewaard gebleven bescheiden worden, samen met de rechterlijke archieven van de schepenbanken van Nuth en Vaesrade, in het rijksarchief in Limburg te Maastricht bewaard, zie: G.W.A. Panhuysen, Overzicht van de archivalische bronnen voor de geschiedenis van Limburg, bewaard in het rijksarchief in Limburg te Maastricht (Limburg's verleden; geschiedenis van Nederlands Limburg tot 1815. Onder redactie van E.C.M.A. Batta e.a., Dl.II, Maastricht 1967, blz. 743).

Bij de ordening en indeling van de stukken van bijzondere aard in het archief van het gemeentebestuur, gevormd onder beheer van de gemeentesecretaris, werd de Code archiefordening en documentatie voor de overheidsadministratie (zesde druk, V.N.G. 1952) als uitgangspunt genomen. In het archief van de ambtenaar van de burgerlijke stand is om praktische redenen ook het register met de akten van Vaesrade uit de periode 1796/1797-1821 opgenomen.
Voor een goede handhaving in de toekomst van de verkregen orde werden alle stukken, omslagen, delen enz. doorlopend genummerd. Om de kostbare archiefruimte zo goed mogelijk te benutten en om een beter overzicht van het archief te krijgen werden de stukken, die zowel voor de administratie als voor de geschiedenis van geen belang meer waren uit het archief verwijderd en vernietigd. Hierbij werd toegepast de "Lijst houdende opgaaf van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de gemeentearchieven dagtekenende van na 1850", zoals deze is vastgesteld door de minister van binnenlandse zaken en de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen bij hun besluit van 14 januari 1948/6 maart 1948, no. 11995, afdeling B.B. en no. 56931, afdeling O.K.N.. In het algemeen werd minder vernietigd dan volgens deze lijst strikt genomen geoorloofd is.

De in de inventaris beschreven archieven van de gemeente Nuth hebben een lengte van ongeveer 13 strekkende meter en worden bewaard in de archiefbewaarplaats ten gemeentehuize van Nuth.
De inventaris van de archieven der gemeente Nuth werd in 1968 niet uitgegeven, er werden slechts 5
exemplaren vervaardigd, waarvan er twee voor de gemeente bestemd waren.

Eind 1984 besloot de gemeente tot het uitgeven van een voor geschiedkundig onderzoek bestemde
verkorte editie van voornoemde inventaris. Deze nieuwe uitgave is t.o.v. de uitgebreide editie van 1968 in zoverre verkort dat van de meeste series nu alleen de verzamelnummers zijn opgenomen. Een uitzondering is gemaakt voor de series in de archieven van het dorpsbestuur van Nuth, de ambtenaar van de burgerlijke stand en het kadaster, de series van "algemene aard", de series persoonsbundels, de series bevolkingslijsten, bevolkingsregisters en gezinskaarten en de serie hinderwetvergunningen in het archief  van het gemeentebestuur, gevormd onder beheer van de gemeentesecretaris, en tenslotte de serie notulen van de vergaderingen van het burgerlijk armbestuur in het archief van dat burgerlijk armbestuur.

Deze nieuwe editie onderging van de andere kant ook een uitbreiding door de opname van een schets van het plaatselijk bestuur met lijsten van gemeentelijke functionarissen en de aanvulling van deze
verantwoording met een kort overzicht van de lotgevallen van de archieven van Nuth in de loop der tijden.

Maastricht, 31 maart 1985.
W. van Mulken.